16/09/2025
Aan de Linker Rottekade in Crooswijk, waar de huizen dicht op elkaar stonden en de Rotte traag voorbij gleed, koos een jonge man in de jaren dertig van de 20e eeuw zijn plek hoog boven de straat, op het dak. Niemand wist precies wie hij was of waar hij vandaan kwam. Sommigen zeiden dat hij een schrijver was, anderen beweerden dat hij nachtenlang sterren bestudeerde. Maar iedereen kende hem als Jan van het dak, de stille figuur die vaak op het dak van zijn huis zat, turend over het water en de stad.
Hij zat daar niet voor de lol, zo ging het verhaal. Men geloofde dat hij hoog boven de straatlantaarns geheimen hoorde fluisteren die alleen de wind kende. De oude vrouwen uit de buurt fluisterden dat hij voorspellingen deed: als hij met zijn hoofd knikte, zou er regen komen, en als hij naar het westen wees, was er zon op komst. Kinderen keken vol ontzag naar boven, alsof hij een wachter was die de wijk beschermde.
Maar er waren ook anderen die hem lastigvielen. Jongens die hem nariepen: "Wat doe je daarboven, joh? Denk je dat je de baas van Crooswijk bent?" Waarop de man, onverstoorbaar, glimlachend antwoordde: "Kom maar omhoog, als je durft. Je kan het dak op!"
Zo groeide de uitdrukking in de wijk, eerst als grapje, later overal in Rotterdam. Want wie iets niet pikte, of geen zin had in gezeur, zei met een scheve lach precies wat die jonge man ooit riep vanaf zijn uitzicht over de Rotte:
"En daar komt de uitdrukking, je kan het dak op vandaan."