
25/07/2025
Vannacht droomde ik dat ik een bal in een korf moest gooien. Wedstrijdje met iemand anders. Hij begon, gooide net mis. Toen moest ik. Ineens zag ik dat iedereen keek. Mijn benen werden week, ik dacht nog ‘Sh*t, ik moet op m’n ademhaling letten’, maar toen had ik de bal al gegooid. Hoog over. Ik liep terug naar mijn tegenstander. ‘Ik heb faalangst’, zei ik.
Ik geloof niet dat ik het eens in het echte leven zo open tegen anderen heb gezegd. Als jonge jongen stond ik op het voetbalveld naar de lijn te kijken of mijn opa en vader er al aankwamen. Ik had namelijk liever dat dat niet gebeurde. Want wat voelde ik dan een stress. Bij de strafschoppen na de tijd miste ik altijd. In de tuin bij mijn opa liet ik zien over een goede trap en timing te beschikken, maar als de spanning het overnam en was daar niet veel meer van over.
Sinterklaas wist daar wel raad mee in onze familie. In een surprise trof ik een keer een potje ‘schietpoeder’, dat smaakte als druivensuiker. Als ik daar een lepeltje van nam, scoorde ik aan de lopende band, las ik in het gedicht. Ik nam het voor een training en kwam helemaal blij terug. Vijf keer gescoord bij het partijtje. Maar het potje raakte leeg en had geen levenslang effect. Faalangst, maar ook andere angsten; ik neem ze mee en laat ze mijn leven niet domineren. Ik presenteer, vertel, ontmoet nieuwe mensen, ga relaties aan, doe mee aan sportwedstrijden. Maar poeh, wat kost de angst mij bij vlagen energie. En soms verwarring: want wat is angst, wat is intuïtie?
Terug naar de droom van vannacht. Wat wilde deze mij zeggen? Ik schaamde me er niet langer voor. De angst was er, mocht er zijn. Ik wachtte op de volgende worp, maar ik werd wakker. Vannacht wellicht. Met de angst naast me.