
02/08/2025
Een paar maanden geleden ging de kogel door de kerk: de nabehandelingen werden gestopt. Doorgaan was niet verantwoord. Het maken van de keuze was niet eens moeilijk, want het was simpelweg niet te doen.
Wat rest is het vinden van een plek voor het zure gevoel van frustratie en onveiligheid. Niet nabehandeld worden voelt als vogelvrij verklaard zijn... ik kan het niet anders zien.
En terwijl ik die plek aan het zoeken ben dient zich rugpijn aan. In mijn ribben, dichtbij de plek die bestraald is. Een niet te duiden pijn.
De oncologisch fysiotherapeut verwijst me naar mijn behandelend arts, wat me de moed in de schoenen doet zakken. De pijn kan duiden op botmetastases...
En daarmee beland ik in een fase van je vingers kruisen, je adem inhouden en opnieuw wachten op uitslagen. Met een beetje pech misschien wel vaker dan één keer in de toekomst. Dit is mijn voorland, vrees ik.
De verleiding om de pijnklachten te negeren is enorm en voel ik in elke vezel van mijn lijf, maar ik weet dat ik me bij klachten moet melden, ik weet dat het gecheckt moet worden.
Maar god-nog-aan-toe, hadden deze klachten nou echt niet even een jaartje kunnen wachten?
Nee dus. Ik krijg een full body botscan met alles erop en eraan, met de zenuwen er in de aanbieding bij.
Vroeg op de dag krijg ik een infuus met radioactieve stof toegediend, waarna vier uur later de botscan wordt gemaakt. Genoeg tijd om tussendoor in de Sint Jan een kaarsje op te steken.
Pas wanneer ik op de scantafel lig, naar boven kijk en de grote foto aan het plafond zie die me de komende drie kwartier moet afleiden, realiseer ik mij dat ik in exact dezelfde behandelkamer eerder gelegen heb. De foto die ik herken beeldt twee kinderen uit die op hun buik liggen te kleuren. Om hen heen liggen potloden, leesboeken en allerlei tekenspullen. Genoeg spullen om lang naar te kunnen kijken. Ik zag hetzelfde tafereel twee jaar geleden.
Er geb***t iets merkwaardigs. De afbeelding aan het plafond triggert me. Het maakt iets los; het is vanuit het niets de belichaming van twee jaar intensieve behandelingen om de kanker uit mijn lijf te krijgen. Ik ben op deze scantafel mijn eerste behandelingen begonnen. En nu, een paar maanden nadat ik met de nabehandelingen ben gestopt, lig ik hier weer. Nu op verdenking van uitzaaiingen; precies dat wat al die ellendige behandelingen moesten voorkomen.
Terwijl ik op mijn rug liggend kijk naar de kleurende kinderen, naar de vrolijkheid van de foto, naar de goed gestylde details, voel ik ver vanuit mijn binnenste verdriet naar boven komen. Een enorme vermoeidheid en moedeloosheid drapeert als een verstikkende deken over mij heen.
Het overrompelt me en brengt me van mijn stuk.
Ik wil één van mijn befaamde huilbuien geen toegang verlenen in deze benauwende praktijkruimte, want ik moet volledig stil liggen. Ik moet me niet aanstellen, ik moet me vermannen... ik moet, ik moet!
Ik hoor het scanapparaat zoemen als ware het een waarschuwing dat ik me rustig moet houden. Ik lig zo stil als ik kan en slik de emotie weg.
Door de intercom vraagt een lieve vrouwenstem of het goed met me gaat.
Ik zeg ja.
Ja, die scan, die red ik wel. Maar dan...
Ja, maar dan?
Na een paar dagen krijg ik te horen dat de scan schoon is!
In mijn omgeving is de opluchting groot, de kaarsjes kunnen weer uitgeblazen worden en de kinderen komen naar huis om het te vieren.
En daar gaat het voor mij uit de rails lopen. Want die blijdschap die ik om me heen zie, komt merkwaardig genoeg niet bij mij binnen. Ik voel het niet. Ik voel niks...
Opnieuw geb***t er iets dat ik niet zag aankomen. Ik heb gehoord en gelezen over het g*t waar veel kankerpatiënten na de behandelingen in terechtkomen. Een mentaal g*t waar je de weg in kwijtraakt. Jezelf in kwijtraakt misschien. Met gratis toegang voor iedereen die door de kankermangel is gehaald.
Omdat ik van het bestaan weet, had ik gedacht die plek te kunnen vermijden. Maar in plaats daarvan donder ik er zomaar in. En belachelijk snel ook nog. Dat verbaast me misschien nog wel het meest.
Een vriend die ik deelgenoot maak van deze tegenslag vraagt me goedbedoeld: 'Hoe ga je dit aanpakken?'
Huh?? Aanpakken? Wat aanpakken? Hóe aanpakken? Ik heb er geen seconde energie voor gehad om dat te bedenken. Of om het te wíllen, laat staan kúnnen. Dat is nu juist wat er gaande is. Ik ben niet in staat iets aan te pakken, want ik ben doodmoe. Ik ben behandelmoe. Ik ben al opgelucht als ik fatsoenlijk mijn dag doorkom.
'Honderd jaar slapen', was mijn antwoord. Want dat is iets waar ik nog wat heil in kan zien.
Maar ik snap de vraag. En ik zal hem nog vaker gaan krijgen.
Want er is van alles beschikbaar in de wereld die kanker heet. Er zijn vele manieren van aanpakken. Inloophuizen, praatgroepen, allerlei therapieën, begeleidingsapps, lotgenotencontact en oncologische revalidatietrajecten. Commercieel en niet-commercieel. Concreet of zwevend, helpend of gebakken lucht. Het is een flinke business, waar ongetwijfeld veel mensen baat bij hebben. En misschien ook niet.
Er wordt mij vanalles aangedragen, aanbevolen en gestimuleerd. Er wordt vanuit gegaan dat ik iets aanpak.
Maar wat nou als dit helemaal niet bij mij past, als ik dat helemaal niet wil? Als ik erdoor bevries en er tegen ageer? Een natuurlijke aversie is misschien de beste benaming.
Hoe meer ik erover hoor, hoe meer het me aanvliegt. Ik heb er niks mee. Ik kan er niks mee. Helemaal niks. In ieder geval niet nu.
Een mens heeft vanuit zichzelf een helend vermogen dat gedijt bij tijd. Daarvan ga ik uit. Dat g*t is er niet voor niets, het heeft een functie, het laat je pas op de plaats maken na een enerverende achtbaanrit. Het dwingt je tijd te nemen, want je hebt er niets anders te doen.
Ik heb hierbij geen behoefte om professioneel geholpen te worden, om het proces te versnellen, want ik denk te weten dat je deze fase gewoon moet doorleven. Zelf.
Ik wil alleen maar mijn eigen cocon, waarin ik mijn wonden kan likken. Rusten, helen, slapen. Desnoods die honderd jaar. Alles in mij zegt dat ik die put zelf moet dempen, zonder al te veel poespas. Zoals het bij mij past.
Met lieve luisterende oren om mij heen; dat dan weer wel 😊
Hoe onbegrijpelijk het misschien voor een ander is, zo noodzakelijk is het voor mij; ik moet het op mijn manier doen, wars van alles wat gangbaar en aanbevelenswaardig is.
Dan kom ik vast en zeker weer bovendrijven. Een kwestie van tijd.
Maar dat extra kaarsje voor mij opsteken, of die lieve steunende berichtjes sla ik niet af. Zeker niet. 🙏😉